Psalms 86

1) gebed

Gelijk Ps. 17:

2) gunstgenoot,

Anders, dien Gij goedgunstigheid bewijst.

3) uwen knecht,

Te weten, mij, alzo ook Ps. 86:4 en Ps. 86:16.

Ps 86.4,16
4) tot U,

Dat is, ik zoek hulp bij U, en ik verwacht ze ook van U. Zie Ps. 25:1.

Ps 25.1
5) gaarn vergevende

Hebr. een gaarn-vergever, of gaarnkwijtschelder.

6) Onder de

Dat is, onder de afgoden, zie Ps. 96:5; 1 Cor. 8:5,6. Men kan ook onder den naam van goden hier verstaan de engelen, of de prinsen dezer wereld.

Ps 96.5 1Co 8.5,6
7) zullen komen

Te weten, ten tijde van het rijk van Christus, als de heidenen tot zijne kennis geroepen en gebracht zullen worden.

8) uwen weg,

Hoe ik leven en wandelen zal.

9) in uwe waarheid

Dat is, in uwe geboden, die waarlijk aanwijzen hoe Gij wilt ge‰erd en gediend wezen.

10) tot de vreze

Hebr. tot het vrezen van uwen naam; dat is, geef dat mijn hart zich vast verknocht en verenigd mag houden aan de godzaligheid, zonder enige afwijking of scheuring, en zonder herwaarts of derwaarts gedreven te worden.

11) mijne ziel

Dat is, mij, mijn leven, of mijn lichaam, gelijk Ps. 16:10.

Ps 16.10

12) onderste

Hebr. het onderste graf. De zin van dit vers is, dat David God bidt om verlossing uit zijne ellende, gelijk hij meermalen gedaan had, verstaande door het woord graf of hel groot gevaar, •f zware ellenden en smarten, •f de hel zelve, van welke God hem door Christus verlost had.

13) zij stellen

Hebr. tegenover zich; dat is, zij hebben U niet voor ogen, en zij vrezen uw heiligen naam niet. Zie Ps. 54:5.

Ps 54.3
14) lankmoedig

Of, langzaam tot toorn.

15) waarheid.

Of, trouw.

16) geef uwen

Dat is, laat uwe sterkte en mogendheid tot mijn best zijn.

17) den zoon

Dat is, mij, wiens moeder uwe dienstmaagd geweest is of nog is. Of, een zoon uwer dienstmaagd, en dienvolgens U zo eigen toebehorende als de kinderen, die van ene dienstmaagd geboren zijn. Zie Exod. 21:4, met de aantekening.

Ex 21.4
18) ten goede,

Dat is, verlos en bewaar mij alzo, dat ik anderen een teken ten goede, ter vertroosting en ter versterking moge zijn.

19) als Gij,

Anders: omdat Gij, HEERE.

Copyright information for DutKant